KINDEREN

Kinderen vergezellen de Gemeenschap al vanaf het begin. Hun kwetsbare levens, die bescherming en hulp nodig hebben, hebben steeds duidelijk gemaakt hoeveel lijden onverschilligheid en eenzaamheid kunnen veroorzaken. De woorden van Jezus "Wie dit ​kind​ in mijn naam bij zich opneemt, neemt mij op" (Lc. 9,48) beluisteren we als een oproep om de kinderen en jongeren te dienen en lief te hebben, vooral de armsten onder hen.

De kinderen zijn voor de Gemeenschap ook een 'school' in de solidariteit met alle armen. De moeite die zij hebben om helder uit te drukken wat ze nodig hebben, heeft de Gemeenschap in zekere zin 'gedwongen' om te leren naar de ander te luisteren, naar diegene wiens stem niet hard genoeg is om zich te laten horen. De nabijheid aan de kleinen heeft ons de ander laten begrijpen en respecteren en ons geleerd om te antwoorden op hun nood, ook als deze niet uitgesproken wordt.

Als het waar is dat kinderen veel moeten leren en dat volwassenen verantwoordelijk zijn voor hun onderwijs, is het ook waar dat de kinderen, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, óns veel kunnen leren. Ze laten op een vanzelfsprekende manier de waarde van vertrouwen zien, van je toevertrouwen aan de ander. Ze leren ons om de zwakheid die iedereen eigen is niet te verbergen, en te begrijpen dat elke mens anderen nodig heeft, niet alleen om te groeien wanneer hij klein is, maar ook om gelukkiger te zijn als volwassene of oudere.

De band tussen kinderen en andere generaties is dus een belangrijk element in het leven van de Gemeenschap van Sant'Egidio en maakt deel uit van de inzet voor het herstellen van het - vaak gescheurde - weefsel van de grote menselijke familie.

Kinderen en adolescenten

De eerste manier waarop de Gemeenschap de solidariteit met de armen uitdrukte, was precies met de kinderen. Het ging om kinderen in de barakken dichtbij het Cinodromo in Rome, de kinderen van immigranten uit Zuid-Italië die groot werden in de marge van het leven in de stad. Het leek er op dat het hun lot zou zijn om uitgesloten te worden. Voor deze kinderen betekende school vaak een extra reden voor marginalisering, omdat de school de culturele kloof met hen niet overbrugde en hen gemakkelijk afwees. Voor hen ontstond de School van Vrede, een nieuwe omgeving waar elk kind kon studeren, nieuwe dingen kon leren, geholpen door de genegenheid en vriendschap van volwassenen.
Van 1968 tot nu heeft de Gemeenschap de verschillende gezichten van de armoede van kinderen leren kennen.
Na de barakken in Rome begin jaren 1970 leerde de Gemeenschap kinderen kennen in de nieuwe periferie aan de randen van de stad, en richtte zich ook op hen. Het ging om kinderen die in een andere context opgroeiden, in een onpersoonlijke en anonieme omgeving, zonder sterke familiebanden, die er aan gewend waren de dagen op straat door te brengen.
Voor deze kinderen waren de puberteit en de nieuwe schoolcyclus van de middelbare school een bijzonder moeilijke periode. Deze kinderen waren blootgesteld aan vele gevaren en kwamen gemakkelijk op dwaalwegen terecht. Voor hen heeft de Gemeenschap centra gecreëerd om samen te komen met de naam 'Jongeren voor Vrede'.
Vanaf de jaren 80 gingen ook de Roma en Sinti kinderen meedoen met de Scholen van Vrede, met activiteiten om de integratie op school te verbeteren en soms met lessen in alfabetisering. 
Vandaag de dag is de Gemeenschap verspreid over vele delen van de wereld en bereiken de scholen van vrede kinderen in Europa, in Afrika, in Latijns-Amerika en in Azië.