"De put van de afgrond van de wapens in OekraÏne is geopend: onze afwijzing van de oorlog wordt gebed." De woorden van Andrea Riccardi bij het gebed voor vrede in Oekraïne

Apocalyps 9,1-12 


Beste broers en zussen
Gisteren heeft de trompet geklonken en de engel heeft de put van de afgrond geopend met de sleutel. Er kwam veel rook uit, zoals die van wapens of raketten, maar ook die van verkeerde informatie in oorlogstijd.
Uit de rook komen sprinkhanen die de mensen kwellen. Ze zien eruit als oorlogspaarden, ze hebben tanden als leeuwen, ijzeren pantsers als tanks of oorlogsinstrumenten. Zij worden geleid door de engel van de afgrond, verdoemenis in het Hebreeuws, de uitroeier in het Grieks.
Ja, gisteren is de afgrond van wapens, van gevechten in Oekraïne, geopend. We voelen grote nood. Deze oorlog overrompelt een groot en weerloos volk. Het lijkt de grootste oorlog op Europese bodem sinds 1945, althans vanwege de omvang van het betrokken land en het feit dat er een supermacht bij betrokken is. Tot woensdagavond, waren we vrij om tot vrede op te roepen. Een paus, Pius XII, had gelijk toen hij op de drempel van de oorlog zei: "Met vrede gaat niets verloren. Alles kan verloren zijn met oorlog. Laten mensen elkaar weer gaan begrijpen. Laat ze de onderhandelingen hervatten.” Vandaag, met de oorlog, zijn wij slaven van een lot in de handen van enkelen, maar ook in de handen van het toeval.
Zoals Johannes Paulus II zei, oorlog is een avontuur zonder terugkeer. Men weet niet waar het heen gaat en het zet mechanismen in werking die soms oncontroleerbaar zijn.
Er is veel pijn in ons. In de eerste plaats voor hen die lijden, op de vlucht zijn, gevallen zijn, voor de jonge levens die op het spel staan. Voor onze zussen onze broers, onze armen in Oekraïne. Maar dan voor een verspilde vrede. Het was de vrede waarvan gedroomd werd tijdens de gevechten van de Tweede Wereldoorlog, in de Duitse kampen, in de goelags voor en na 1945. Met hoeveel! En met hoeveel lijden!
In 1989, met de val van de Muur, leek de tijd te zijn aangebroken voor een grote vrede in de plaats van de Koude Oorlog. Een eeuw van vrede stond op het punt van aanbreken. Tenminste in Europa, waar een belangrijk deel van de Tweede Wereldoorlog had plaatsgevonden. Waar zoveel Joden waren uitgeroeid op de vlakten van Polen, Wit-Rusland en Oekraïne; waar zoveel onschuldige burgers waren omgekomen van honger en geweld; waar zoveel soldaten elkaar hadden gedood.
We zijn niet in staat geweest om vrede op te bouwen.
In de eerste plaats - hoe vaak hebben we het al niet gezegd - is oorlog geherwaardeerd, opnieuw geaccepteerd als instrument om conflicten op te lossen.
Wij zagen het gevaar van verre aankomen, want – bij de een na de ander - nam het verzet tegen de oorlog af en werd het gebruik van wapens genormaliseerd. De wapenwedloop ging door. De taal tussen de regeringen werd agressief. Er ontstond nationalisme, dat in elk land andere kenmerken heeft, maar waardoor de ander zich altijd overweldigd voelt en men zichzelf als slachtoffer ziet. Men heeft geprobeerd zijn eigen belangen te behartigen en niet de vrede van allen. En we hebben verloren!
We hebben kleine mannen en vrouwen gezien, in verantwoordelijke posities, die niet in staat waren om globaal te denken, te onderhandelen, de vrede te redden. We hebben niet geleerd van de geschiedenis van pijn, dus hebben we een wereld gebouwd zo oud als het verleden. Zo gevaarlijk.
Na meer dan een halve eeuw oecumene zijn de christenen - in Oekraïne, en overal elders – verdeeld en dus irrelevant. Sinds de Eerste Wereldoorlog vroegen de Vaders van de oecumene zich af hoezeer de verdeeldheid van de christenen de oorlog in de hand werkte. Athenagoras van Constantinopel, die opgroeide in de bloedige smeltkroes van de Balkan aan het begin van de eeuw, zei: "zusterkerken, broedervolkeren". Maar in plaats daarvan heeft het nationalisme de spot gedreven met een oecumene die niet beseft dat het probleem niet gaat over kerkelijke beleefdheden of bezoeken tussen neven en nichten, maarover de geschiedenis en de vrede. Het lichaam van Christus wordt verscheurd door een oorlog tussen broedervolkeren, die beide geboren zijn uit de doop in de Dnepr rivier in Kiev. Na kerkelijke scheuringen, is er nu de oorlog tussen broeders. Oorlog is broedermoord. Deze oorlog is broedermoord.
Geen enkele Europese kerk kan beweren buiten de verantwoordelijkheid voor de vrede te staan: wat deden wij, toen er een dreigende oorlogshemel was? Het gaat er niet om voor kerk te spelen, maar om de profetie van de vrede uit te dragen, zoals zij die het zegel ontvingen en de oorlog wonnen, betalend met edelmoedigheid en met hun leven. 
Dit is het uur van rouw, voor christenen, voor regeringen, voor de Russische, voor de Oekraïense: verschillende redenen, verantwoordelijkheden, maar één enkel verdriet. Moeten we ons neerleggen bij oorlog? Nee, dat zullen we niet, want het komt uit de afgrond van het kwaad, want het kwelt mannen en vrouwen. In dit uur van onmacht wordt onze afwijzing van de oorlog een gebed tot Hem die lacht om de machtigen der aarde, die op de troon van de geschiedenis zit, dat deze oorlog mag ophouden. De aanroeping is het protest van de arme Oekraïeners. Sommigen ontvluchten de steden. Anderen sluiten zich op in hun huizen. Sommige oude mensen kennen het nog van vroeger. Kinderen zouden deze ervaring nooit mogen meemaken. Oorlog is niet alleen immoreel, maar ook duivels.
De grote schildering van de Apocalyps vertelt ons dat oorlog een grens heeft: vijf maanden. Laat de tijd van oorlog verkort worden! Wij smeken U, Heer, hoor ons! Met geloof, volhardend, bidden wij tot U voor onze broers en zussen, voor de armen, voor iedereen!
In deze dagen willen wij voor de icoon van de Moeder Gods,
voor de Heer, de koning van de geschiedenis, onze arme gebeden aanheffen, als vertrouwen in Hem die de vrede beschermt, in Hem die wijsheid is in een wereld van dwazen, als Hem die omziet naar de kleinen, de kinderen, de armen, de ouderen, die door de oorlog zijn getroffen.
Heer, hoor ons!