GEBED IEDERE DAG

Gebed op de vigilie
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed op de vigilie
Zaterdag 1 juni


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Marcus 11,27-33

Ze kwamen weer in Jeruzalem. Toen Hij in de tempel rondliep, kwamen de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten naar Hem toe en zeiden tegen Hem: ‘Met welke bevoegdheid doet U dit? Of wie heeft U de bevoegdheid gegeven om dit te doen?' Maar Jezus zei hun: ‘Ik zal u één vraag stellen; geef Me daarop antwoord, dan zal Ik u zeggen met welke bevoegdheid Ik dit doe. De doop van Johannes, kwam die van de hemel of van de mensen? Geef Me daarop eens antwoord.' Ze overlegden met elkaar en zeiden: ‘Als we antwoorden: “Van de hemel”, zal Hij zeggen: “Waarom hebt u hem dan geen geloof geschonken?” Maar moeten we dan antwoorden: “Van de mensen”?' Ze waren bang voor de menigte, want allemaal meenden ze dat Johannes inderdaad een profeet was geweest. Ze gaven Jezus als antwoord: ‘We weten het niet.' Daarop zei Jezus tegen hen: ‘Dan zeg Ik u ook niet met welke bevoegdheid Ik dit doe.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Het is de derde keer dat Jezus Jeruzalem binnengaat en in de tempel is, die nu de gebruikelijke plek voor zijn onderricht is geworden. Jezus had geen enkele bevoegdheid om te onderrichten. Hij was een "leek", in de zin dat Hij tot geen enkele priesterlijke kaste behoorde. De leiders waren ervan overtuigd dat hun gezag steunde op de leer van Mozes. Op wie steunt Jezus' bevoegdheid om de verkopers uit de tempel te jagen, om te verkondigen en te genezen? Dat is een belangrijke vraag. Het probleem was reeds opgedoken in Nazaret, bij het eerste optreden van Jezus. Zowel de bewoners van Nazaret als de leiders van het volk weigeren te erkennen dat Jezus gezag over hen heeft. Op een typisch rabbijnse manier beantwoordt Jezus hun vraag met een wedervraag over Johannes de Doper: "Doopte Johannes in opdracht van de hemel of in opdracht van mensen?". De hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten hadden naar waarheid kunnen antwoorden, maar omdat ze een conflict vrezen met de massa als ze de prediking van Johannes de Doper in vraag stellen, zeggen ze liever: "We weten het niet". Ze weten zich geen houding te geven. Ook Jezus antwoordt niet op hun vraag. Zijn woord zou toch verloren gaan in mensen die vals en bevooroordeeld zijn. De stilte van Jezus is een gevolg van de doofheid van mensen die niet kunnen of niet willen luisteren. Het woord spreekt niet tot mensen die hun hart niet openstellen om het te ontvangen. Dat werd reeds duidelijk in Nazaret, waar Jezus geen wonderen kon doen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.