GEBED IEDERE DAG

MAANDAG IN DE GOEDE WEEK
Woord van god elke dag

MAANDAG IN DE GOEDE WEEK

MAANDAG IN DE GOEDE WEEK
Gedachtenis van de martelaren voor het evangelie. Gedachtenis van de zalige Omeljan Kovc, een Oekraïense Grieks-katholieke priester, die in 1944 in het kamp Majdanek werd vermoord omdat hij joden tegen hun vervolgers verdedigde.
Lees meer

Libretto DEL GIORNO
MAANDAG IN DE GOEDE WEEK
Maandag 25 maart

MAANDAG IN DE GOEDE WEEK
Gedachtenis van de martelaren voor het evangelie. Gedachtenis van de zalige Omeljan Kovc, een Oekraïense Grieks-katholieke priester, die in 1944 in het kamp Majdanek werd vermoord omdat hij joden tegen hun vervolgers verdedigde.


Lezing van Gods Woord

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Johannes 12,1-11

Jezus kwam zes dagen voor het paasfeest naar Betanië, de woonplaats van Lazarus, de man die door Jezus uit de doden was opgewekt. Men gaf daar een maaltijd ter ere van Hem; Marta trad op als gastvrouw en Lazarus was een van degenen die met Hem aan tafel zaten. Maria kwam met een litra echte, heel dure nardusbalsem naar Jezus toe, zalfde daarmee zijn voeten en droogde die met haar haren af. Het huis werd vervuld van de balsemgeur. Judas Iskariot, een van zijn leerlingen, degene die Hem zou overleveren, merkte op: ‘Waarom heeft men die balsem niet voor driehonderd denariën verkocht en het geld aan de armen gegeven?' Dit zei hij niet omdat hij zo met de armen begaan was, maar omdat hij een dief was en zich, als beheerder van de kas, de inkomsten toe-eigende. Toen kwam Jezus tussenbeide: ‘Laat haar! Ze moest die balsem bewaren voor de dag van mijn begrafenis. De armen zullen jullie altijd bij je hebben, maar Mij niet.'
Heel veel Joden waren intussen te weten gekomen dat Hij daar was en kwamen eropaf, niet alleen vanwege Jezus maar ook omdat ze graag die Lazarus wilden zien die Hij uit de doden had opgewekt. De hogepriesters maakten toen plannen om ook Lazarus ter dood te brengen, want wegens hem liepen er veel Joden over, en ze gingen in Jezus geloven.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Met Palmzondag gingen we de Goede Week in. In het evangelie volgens Johannes begint het lijdensverhaal met het verhaal van de maaltijd in Betanië in het huis van Marta, Maria en Lazarus, een familie die Jezus zeer dierbaar is. Laza­rus, aan wie Jezus onlangs het leven had teruggegeven, is er ook bij. Op een bepaald moment tijdens het avondmaal staat Maria op, gaat naar Jezus, knielt aan zijn voeten, zalft ze en droogt ze vervolgens af met haar haar. Het huis is gevuld met parfum. Het gebaar kan een teken van liefdevolle dankbaarheid zijn omdat haar broer het leven heeft teruggekregen. Het is in elk geval een liefdesgebaar dat onbaatzuchtigheid uitstraalt. Maria berekent de mogelijke "verspilling" helemaal niet. Wat voor haar telt, is de liefde voor die profeet die haar broer tot leven had gewekt en die zo teder van haar en haar huisgenoten hield. Maar zo denkt Judas niet. Voor hem is dat gebaar vol liefde nutteloze verspilling. Eigenlijk - zo merkt het evangelie op - zegt hij dat niet omdat hij geïnteresseerd is in de armen. Het is hem om het geld te doen, of beter gezegd: om zijn eigen gewin. De hebzucht heeft hem verblind. Jezus reageert onmiddellijk op Judas. Hij zegt: "Laat haar!". Hij wil dat Maria haar liefdesgebaar voortzet: die zalf anticipeert op de olie waarmee zijn lichaam voor de begrafe­nis zal worden gebalsemd. En Jezus voegt eraan toe: "De armen zullen jullie altijd bij je hebben, maar Mij niet". Nog maar even en dan begint zijn kruisweg die Hem voert naar de dood. Maria heeft als enige begrepen dat Jezus op het punt staat om gedood te worden en dat Hij daarom bijzondere genegenheid en nabijheid nodig heeft, zoals elke stervende die nodig heeft. Deze vrouw, die zich had laten overweldigen door de liefde voor Jezus, leert ons hoe we in deze dagen dicht bij deze buitengewone Meester kunnen zijn, en hoe we dicht bij de armen kunnen zijn, die zijn vlees zijn. In dat tedere en liefdevolle gebaar, in al zijn eenvoud en concreetheid, wordt de weg naar verlossing gesymboliseerd: door naast de armen te staan, staan we naast Jezus zelf.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.