GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag

Gebed op de dag des Heren

4DE PAASZONDAG
Gedachtenis van de heilige Anselmus (+ 1109), benedictijns monnik en bisschop van Canterbury; uit liefde voor de kerk verdroeg hij de ballingschap.
Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 21 april

4DE PAASZONDAG
Gedachtenis van de heilige Anselmus (+ 1109), benedictijns monnik en bisschop van Canterbury; uit liefde voor de kerk verdroeg hij de ballingschap.


Eerste Lezing

Handelingen 4,8-12

Daarop werd Petrus vervuld van de heilige Geest en zei tegen hen: ‘Leiders van het volk en oudsten! Als wij vandaag naar aanleiding van een weldaad aan een zieke ondervraagd worden over de oorzaak van zijn redding, dan moet u allen en heel het volk Israël goed weten: door de naam van Jezus Christus de Nazoreeër, die u hebt gekruisigd, maar die God heeft opgewekt uit de doden, staat hij hier gezond voor u. Hij is de steen die door u, de bouwlieden, werd verworpen, maar de hoeksteen is geworden. Door niemand anders komt de redding, want er is onder de hemel geen andere naam aan mensen gegeven waardoor wij ons kunnen laten redden.'

Psalmgezang

Psalm 118 (117)

De steen die de bouwers hebben versmaad,
die is tot hoeksteen geworden.

Brengt dank aan de Heer; want Hij is genadig,
eindeloos is zijn erbarmen!
Want beter is het te gaan tot de Heer,
dan op een mens te vertrouwen;

En beter is het te gaan tot de Heer,
dan te vertrouwen op vorsten.
Ik dank U, dat Gij mij hebt gehoord,
dat Gij mij redding gebracht hebt.

Het is de Heer, die dit heeft gedaan,
een wonder voor onze ogen.
Gezegend die komt met de Naam van de Heer;
wij zegenen u uit het huis des Heren;

Mijn God zijt Gij en ik dank U,
mijn God, ik verkondig uw roem.
Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig,
eindeloos is zijn erbarmen.

Tweede Lezing

1 Johannes 3,1-2

Geliefden, nu al zijn wij kinderen van God, en wat wij zullen zijn is nog niet verschenen; maar wij weten dat, wanneer Hij zal verschijnen, wij aan Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is.

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Johannes 10,11-18

Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar een huurling, geen echte herder dus, als die een wolf ziet komen, laat hij de schapen in de steek en gaat ervandoor - het zijn zijn eigen schapen niet! - en de wolf overvalt ze en drijft ze uiteen. Hij is immers een huurling en bekommert zich niet om de schapen. Ik ben de goede herder: Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; Ik geef dan ook mijn leven voor mijn schapen. Ik heb nog andere schapen dan die uit deze hof. Ook voor hen moet Ik een herder zijn: ze zullen luisteren naar mijn stem. Zo wordt het: één kudde met één herder. Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef, om het daarna weer terug te nemen. Niemand neemt het Mij af, Ik geef het uit eigen vrije wil. Daartoe immers heb Ik de macht, zowel om het te geven als om het terug te nemen. Dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

"Ik ben de goede herder", herhaalt de Heer vandaag ook aan ons die naar het evangelie luisteren. Het beeld van de herder was bekend in het Eerste Testament, waarin God zelf meerdere keren wordt voorgesteld als de herder van zijn volk, die dat herderschap zelfs zo consequent uitoefent dat Hij de directe leiding over zijn kudde op zich neemt als degenen die de leiding hebben "valse" herders zijn. Bijzonder zijn de pagina's van Ezechiël waarin God wordt voorgesteld als de "ware" herder. Jezus gebruikt hier de benaming "goede", dat wil zeggen, een herder die "zeer te doen heeft" met de menigten "omdat ze als schapen zonder herder waren", zoals Marcus schrijft (Mc 6, 34). Jezus is de ware en goede herder. Hij is geen huurling, aan wie de schapen niet toebehoren, en die, wanneer hij de wolf ziet aankomen, "ervandoor gaat, en de wolf overvalt ze en drijft ze uiteen". Jezus offert zijn leven om ons te redden. De dood is voor Jezus geen tragisch lot, maar een vrije keuze, een gevolg van een buitengewone, buitensporige liefde voor ons: "Niemand neemt het Mij af", herhaalt Hij en Hij voegt eraan toe: "Ik geef het uit eigen vrije wil. Daartoe immers heb Ik de macht, zowel om het te geven als om het terug te nemen".
Het is de kracht van Pasen die de kerk ons ook op deze zondag laat overwegen: de hartstochtelijke en unieke liefde van Jezus. Het is het goede nieuws dat de wereld nodig heeft. In de wereld is er geen gebrek aan wolven die "overvallen en uiteendrijven", noch aan huurlingen die vluchten en het kwade toelaten en zo de zwakken vernietigen. Ook in onze tijd - een tijd van oorlogen en conflicten, van angst en bittere eenzaamheid - wachten velen op het nieuws van een goede herder. "Ik ben de goede herder", herhaalt Jezus vandaag. Het is als een schreeuw die doordringt in de hemel en de continenten. Groot is de nood aan een goede herder om de menigten van deze wereld uit het "dal van duisternis" te leiden naar plaatsen van verlossing en vrede.
De paastijd is de tijd van de goede herder, de tijd waarin het leven weer kan opstaan, en waarin het mogelijk is om uit het graf te komen waarin het kwaad de menigten van deze wereld lijkt op te sluiten. De Verrezene is de goede herder van allen. Daarom zegt Jezus verder tegen de leerlingen: "Ik heb nog andere schapen dan die uit deze hof. Ook voor hen moet Ik een herder zijn: ze zullen luisteren naar mijn stem. Zo wordt het: één kudde met één herder". Jezus zegt niet dat er één schaapskooi zal zijn, maar "één kudde", alsof Hij elk hek, elke omheining wil afbreken. De goede, grootmoedige herder wil één kudde, één volk, een groot volk zonder grenzen, zonder omheiningen, zonder dat ook maar iemand verlaten of vergeten wordt.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.