GEBED IEDERE DAG

DINSDAG IN DE GOEDE WEEK
Woord van god elke dag

DINSDAG IN DE GOEDE WEEK

DINSDAG IN DE GOEDE WEEK
Gedachtenis van de nieuwe martelaren.
Lees meer

Libretto DEL GIORNO
DINSDAG IN DE GOEDE WEEK
Dinsdag 26 maart

DINSDAG IN DE GOEDE WEEK
Gedachtenis van de nieuwe martelaren.


Lezing van Gods Woord

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Gij zijt een uitverkoren stam,
een koninklijk priestervolk, een heilige natie,
een volk door God verworven
om zijn grote daden te verkondigen.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Johannes 13,21-33.36-38

Bij deze woorden werd Jezus diep bewogen en plechtig verklaarde Hij: ‘Waarachtig, Ik verzeker jullie: een van jullie zal Mij overleveren.' De leerlingen keken elkaar niet begrijpend aan en vroegen zich af wie Hij bedoelde. Een van zijn leerlingen, zijn naaste tafelgenoot, rustte aan het hart van Jezus: het was de leerling van wie Jezus hield. Simon Petrus wenkte hem dat hij moest vragen wie Hij toch kon bedoelen. Hij keerde zich toen vertrouwelijk naar Jezus toe en vroeg: ‘Wie is het, Heer?' Jezus antwoordde: ‘Degene voor wie Ik dit stuk brood ga indopen en aan wie Ik het dan zal geven.' Toen doopte Hij het stuk brood in en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. Nauwelijks had deze het brood aangenomen of de satan voer in hem. Jezus zei tegen hem: ‘Doe maar meteen wat je te doen hebt.' Geen van de tafelgenoten begreep echter waar dit op sloeg. Omdat Judas de kas beheerde, meenden sommigen dat Jezus hem opdroeg: ‘Ga de nodige inkopen doen voor het feest' of dat hij iets aan de armen moest gaan geven. Meteen nadat hij het stuk brood had aangenomen ging hij weg. Het was nacht.
Toen hij was weggegaan zei Jezus: ‘Nu wordt de Mensenzoon verheerlijkt, en in Hem wordt God verheerlijkt. En als God wordt verheerlijkt in Hem, verheerlijkt God ook Hem bij zichzelf; ja, nu gaat Hij Hem verheerlijken. Kinderen, nog maar kort zal Ik bij jullie zijn. Dan zullen jullie Mij zoeken, maar Ik heb tegen de Joden gezegd: “Waar Ik heen ga, daar kunt u niet komen”, en dat zeg Ik nu tegen jullie. Simon Petrus zei tegen Hem: ‘Waar gaat U dan heen, Heer?' Jezus antwoordde: ‘Waar Ik heen ga, kun je Mij nu nog niet volgen. Later zul je Mij volgen.' Maar Petrus hield vol: ‘Waarom kan Ik U nu niet volgen, Heer? Ik ben bereid zelfs mijn leven voor U te geven!' Jezus antwoordde: ‘Zo? Je bent bereid je leven voor Mij te geven? Waarachtig, Ik verzeker je: wanneer de haan kraait, zul je Me driemaal verloochend hebben.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Jullie zullen heilig zijn,
want Ik ben heilig, zegt de Heer.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Jezus weet dat Judas op het punt staat om Hem te verraden. Het kan deze leerling niet schelen dat Jezus zich voor hem heeft gebogen om zijn voeten te wassen. Met die gewassen voeten, aangeraakt en zelfs gekust door Jezus, staat Judas op om naar buiten te gaan en Hem te verraden. Met een onuitsprekelijk verdriet in zijn hart zegt Jezus tegen allen: "Een van jullie zal mij overleveren". Verbijstering maakt zich van hen meester. Het is niet genoeg om fysiek dicht bij Jezus te zijn. Wat telt, is de nabijheid van het hart en de aanvaarding van zijn heilsplan. Ook wij kunnen in de gemeenschap van leerlingen leven op het ritme van het leven van de gelovigen, maar als ons hart niet aan zijn woord vasthoudt, als we geen concrete liefde voor de armsten beleven, als er geen gemeenschap met onze broers en zussen is, zal ons hart zich geleidelijk aan afkeren. Als het gezicht van Jezus vertroebeld raakt, groeit ons "ik" steeds meer. Wat liefde voor Jezus was, verandert in aanbidding van onszelf en van onze dingen. En we glijden als vanzelfsprekend af naar verraad. Het is in het hart dat de strijd tussen goed en kwaad wordt uitgevochten, tussen liefde en wantrouwen. En er zijn geen compromissen mogelijk. Zo verging het ook Judas. In deze dagen vraagt Jezus ons niet zozeer om Hem te dienen, dan wel om Hem nabij te zijn, Hem te vergezellen en Hem niet alleen te laten. Hij dringt er bij ons op aan dat we waakzaam zijn en niet banaal worden. Uit een hart dat niet luistert, wordt verraad geboren. Als we de woorden van het evangelie aan de kant schuiven, krijgen onze woorden, onze gedachten en onze dubbelzinnige gevoelens de overhand. We moeten allemaal waakzaam zijn. Zelfs Petrus en de andere leerlingen die die avond toch bij Hem blijven en Hem trouw tot in de dood belijden, zullen Hem een paar dagen later in de steek laten en verloochenen. We moeten niet op onszelf vertrouwen, maar ons elke dag toevertrouwen aan de liefde en de bescherming van de Heer.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.