GEBED IEDERE DAG

WOENSDAG IN DE GOEDE WEEK
Woord van god elke dag

WOENSDAG IN DE GOEDE WEEK

WOENSDAG IN DE GOEDE WEEK
Gedachtenis van het gebed dat paus Franciscus tijdens de pandemie in 2020 voorging op het Sint-Pietersplein. Gebed voor alle slachtoffers van de pandemie en voor allen die door Covid-19 of door andere ziekten getroffen werden.
Lees meer

Libretto DEL GIORNO
WOENSDAG IN DE GOEDE WEEK
Woensdag 27 maart

WOENSDAG IN DE GOEDE WEEK
Gedachtenis van het gebed dat paus Franciscus tijdens de pandemie in 2020 voorging op het Sint-Pietersplein. Gebed voor alle slachtoffers van de pandemie en voor allen die door Covid-19 of door andere ziekten getroffen werden.


Lezing van Gods Woord

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Als wij sterven met Hem zullen wij met Hem leven,
als wij volharden met Hem zullen wij met Hem overwinnen.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Matteüs 26,14-25

Toen ging een van de twaalf, die Judas Iskariot heette, naar de hogepriesters en zei: ‘Wat wilt u me geven, als ik Hem aan u overlever?' Ze telden dertig zilverstukken voor hem uit. Vanaf toen zocht hij een gunstig moment om Hem over te leveren.
Op de eerste dag van het feest van de ongedesemde broden kwamen de leerlingen Jezus vragen: ‘Waar wilt U dat wij het paasmaal voor U voorbereiden?' Hij zei: ‘Ga naar de stad, naar die en die, en zeg hem: “De meester laat weten: Mijn tijd is nabij. Bij u wil Ik met mijn leerlingen het paasmaal houden.” ' De leerlingen deden wat Jezus hun opgedragen had, en ze maakten het paasmaal klaar.
Toen de avond gevallen was, was Hij met de twaalf aan tafel. Tijdens de maaltijd zei Hij: ‘Ik verzeker jullie, een van jullie zal Mij overleveren.' Buitengewoon bedroefd als ze waren, begonnen ze Hem één voor één te vragen: ‘Ik ben het toch niet, Heer?' Hij gaf hun ten antwoord: ‘Wie met Mij zijn hand in de schaal doopt, die zal Mij overleveren. De Mensenzoon gaat wel heen zoals over Hem geschreven staat, maar wee die mens door wie de Mensenzoon overgeleverd wordt. Het zou beter zijn voor die mens, als hij niet geboren was.' Judas, die Hem wilde overleveren, reageerde: ‘Ik ben het toch niet, rabbi?' Hij zei tegen hem: ‘Jij hebt het gezegd.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Als wij sterven met Hem zullen wij met Hem leven,
als wij volharden met Hem zullen wij met Hem overwinnen.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Het verhaal van Judas' verraad wekt altijd gevoelens van pijn en verbijstering op. Judas geraakt zo ver heen dat hij zijn Meester verkoopt voor dertig zilverlingen (de prijs van het losgeld van een slaaf). Hoeveel bitterheid zit er in de openingswoorden van het evangelie die we vandaag hebben gehoord: "Een van de twaalf". Ja, een van Jezus' beste vrienden. Iemand die Jezus had uitgekozen en had liefgehad en die Hij ook had verdedigd tegen de aanvallen van zijn tegenstanders. En nu is hij degene die Hem aan zijn vijanden verkoopt. Judas had zich laten verleiden door de rijkdom en had zo zijn afstand tot de Meester vergroot, totdat hij het verraad bedacht en uitvoerde. Jezus had nochtans duidelijk gezegd: "Je kunt God en de geldduivel niet tegelijk dienen" (Mt 6, 24). Judas geeft uiteindelijk de voorkeur aan de laatste. En hij begeeft zich op pad. Maar de afloop van dit avontuur gaat heel anders dan hij gedacht had. En misschien begint de angst juist met de zorg om de manier en het moment te vinden om Jezus over te leveren. Het moment zal weldra aanbreken, het zal samenvallen met Pasen, de tijd van de slacht van het lam ter nagedachtenis aan de bevrijding van de slavernij in Egypte. Jezus beseft goed wat Hem te wachten staat: "Mijn tijd is nabij". Hij vraagt de leerlingen om het paasmaal, het avondmaal met het Lam, voor te bereiden. Zo toont Hij aan dat het niet Judas is die Hem "overlevert" bij de priesters, maar dat Hij zichzelf "overlevert" aan de dood uit liefde voor de mensen. Jezus had kunnen vluchten uit Jeruzalem en zich kunnen terugtrekken op een verlaten plek. Dan zou Hij zeker aan zijn arrestatie ontsnapt zijn. Maar dat doet Hij niet. Hij blijft in Jeruzalem. En Hij beslist om het avondmaal te vieren waarmee de joden Gods besluit herdenken om zijn volk te bevrijden uit de slavernij van Egypte. De vraag naar liefde die Jezus die avond stelt, blijft in de oren van elke leerling, ja, van elke mens klinken: het lijden van Jezus is nog niet voorbij. En we moeten er allemaal op letten dat we ons ver houden van het verradersinstinct, dat in ieders hart schuilt. Om zijn intenties voor de anderen te verbergen durft ook Judas die avond te zeggen: "Ik ben het toch niet, rabbi?". Laten we ons afvragen waar wij verraad plegen, niet om ons erdoor te laten verpletteren, maar om ons nog meer te binden aan Jezus, die de zonden van de wereld op zijn schouders blijft nemen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.