GEBED IEDERE DAG

PASEN VAN DE VERRIJZENIS
Woord van god elke dag

PASEN VAN DE VERRIJZENIS

PASEN VAN DE VERRIJZENIS Lees meer

Libretto DEL GIORNO
PASEN VAN DE VERRIJZENIS
Zondag 31 maart

PASEN VAN DE VERRIJZENIS


Eerste Lezing

Handelingen 10,34.37-43

Petrus opende zijn mond en zei: ‘Nu weet ik zeker dat God geen aanzien des persoons kent, U weet wat er gebeurd is in heel het Joodse land, het eerst in Galilea, na de doop die Johannes verkondigde: dat God Jezus uit Nazaret zalfde met heilige Geest en kracht; Hij trok weldoende rond en genas allen die in de macht waren van de duivel, want God was met Hem. En wij zijn de getuigen van alles wat Hij gedaan heeft in het land van de Joden en in Jeruzalem. Zij hebben Hem gedood door Hem aan een kruis te slaan. Maar God heeft Hem opgewekt op de derde dag en Hem laten verschijnen, niet aan heel het volk, maar aan de getuigen die tevoren door God waren aangewezen, aan ons, die met Hem gegeten en gedronken hebben na zijn opstanding uit de doden. Hij gebood ons tot het volk te prediken en te getuigen dat Hij het is die door God is aangesteld tot rechter van levenden en doden. Van Hem getuigen alle profeten dat ieder die in Hem gelooft, door zijn naam vergeving van zonden verkrijgt.'

Psalmgezang

Psalm 118 (117)

Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt.
Wij zullen hem vieren in blijdschap.

Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig,
eindeloos is zijn erbarmen!
Stammen van Israël, dankt de Heer,
eindeloos is zijn erbarmen

De Heer greep in met krachtige hand,
de hand van de Heer heeft mij opgericht.
Ik zal niet sterven maar blijven leven
en alom verhalen het werk van de Heer.

De steen die de bouwers hebben versmaad,
die is tot hoeksteen geworden.
Het is de Heer, die dit heeft gedaan,
een wonder voor onze ogen.

Tweede Lezing

Kolossenzen 3,1-4

Als u nu met Christus ten leven bent gewekt, zoek dan ook wat boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand van God. Zet uw zinnen op wat boven is, niet op het aardse. U bent immers gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus, die uw leven is, verschijnt, zult ook u met Hem verschijnen in heerlijkheid.

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Christus is uit de doden opgestaan en sterft niet meer,
Hij wacht ons op in Galilea.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Johannes 20,1-9

Op de eerste dag van de week ging Maria van Magdala, in alle vroegte, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen voor de opening van het graf was weggehaald. IJlings liep ze naar Simon Petrus en de andere leerling, die van wie Jezus hield. ‘Ze hebben de Heer uit het graf gehaald', zei ze. ‘Wisten we maar waar ze Hem hebben neergelegd!' Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf. IJlings liepen de twee er samen naartoe, maar de andere leerling liep harder dan Petrus en kwam het eerst bij het graf aan. Hij wierp er een blik in en zag dat de linnen doeken er nog lagen. Maar hij ging niet naar binnen. Toen kwam ook Simon Petrus, na hem, bij het graf aan en ging meteen naar binnen. Hij zag hoe de doeken er nog lagen, maar ook hoe de doek die zijn hoofd had bedekt, niet bij de andere doeken lag: hij was opgerold en lag helemaal apart. Toen pas ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf was aangekomen, naar binnen. Hij zag en kwam tot geloof. Ze wisten toen nog niet wat de Schrift zei: dat Hij uit de doden móést opstaan.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Christus is uit de doden opgestaan en sterft niet meer,
Hij wacht ons op in Galilea.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

In het evangelie volgens Johannes - anders dan bij de synoptici waar meerdere vrouwen 's morgens naar het graf gaan - is Maria van Magdala de enige vrouw die terwijl het nog donker is bij Jezus' graf komt en de steen ervoor weggerold vindt. In haar ontreddering loopt ze naar Petrus en de andere leerling om te vertellen dat Jezus' lichaam uit het graf weggehaald is. Dan is het aan de mannelijke leerlingen om vast te stellen dat het graf leeg is, maar dat zijn lichaam niet met de windels waarin Hij begraven was, weggehaald is, want de doeken liggen op de grond en de doek die zijn gezicht bedekt heeft, is netjes apart opgerold weggelegd. Alsof Jezus zelf uit zijn windels is gestapt.
De doeken die ze zien liggen zijn de doeken van liefde, de doeken van medelijden, de doeken van mededogen, de doeken die de velen omhullen die door geweld getroffen zijn. Die doeken die de kerk en elke christelijke gemeenschap uitspreidt in de periferie van de wereld om te zorgen voor het lichaam van zoveel armen, zieken, ouderen, kinderen, vreemdelingen, vluchtelingen en verlatenen. Het zijn de doeken van de verrijzenis, de tekenen van de overwinning van de liefde op de verlating. Pasen vraagt ons om ze te vermenigvuldigen door de ruimte van barmhartigheid te vergroten.
De leerling die door Jezus bemind werd, ziet de situatie en gelooft. Maar zonder te begrijpen, want "ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan". Noch Petrus, noch de beminde leerling weet hoe ze het verdwijnen van Jezus' lichaam moeten begrijpen. Is het weggehaald? Door wie dan wel? En met welke bedoelingen? De Schrift zal later sleutels bieden aan de leerlingen om te begrijpen dat God Jezus niet in de dood heeft gelaten. Geloven in God, vertrouwen op Jezus, kan dus blijkbaar zonder te begrijpen. Nog voordat de Schrift de leerlingen tot inzicht brengt, vertrouwt de beminde leerling - die model staat voor de leerling zoals Jezus hem bedoelt - dat God ook hier aan het werk is. Het verdwenen lichaam van Jezus brengt zijn vertrouwen in Jezus niet aan het wankelen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.