GEBED IEDERE DAG

Gebed van de twaalf apostelen
Woord van god elke dag

Gebed van de twaalf apostelen

Feest van de apostelen Filippus en Jakobus. Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed van de twaalf apostelen
Vrijdag 3 mei

Feest van de apostelen Filippus en Jakobus.


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Als wij sterven met Hem zullen wij met Hem leven,
als wij volharden met Hem zullen wij met Hem overwinnen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

1 Korintiërs 15,1-8

Broeders en zusters, ik wijs u nog eens op het evangelie dat ik u heb verkondigd, dat u hebt aanvaard, waarop u gegrondvest bent en waardoor u ook gered wordt, tenminste als u zich houdt aan de bewoordingen waarin ik het u verkondigd heb; anders zou u het geloof zonder nadenken hebben aanvaard. In de eerste plaats heb ik u doorgegeven wat ik zelf als overlevering heb ontvangen, namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de Schriften, en dat Hij begraven is, en opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften; en dat Hij is verschenen aan Kefas en daarna aan de twaalf. Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nog in leven zijn; sommigen echter zijn gestorven. Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. Het laatst van allen, als aan een misgeboorte, is Hij ook verschenen aan míj.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Als wij sterven met Hem zullen wij met Hem leven,
als wij volharden met Hem zullen wij met Hem overwinnen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Vandaag gedenkt de kerk de apostelen Filippus en Jakobus. Paulus schrijft aan de Korintiërs dat de verrezen Jezus "is verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen". Vanaf Pasen en de verschijningen van de Verrezene begint de verkondiging van het evangelie die van generatie op generatie wordt doorgegeven. En Paulus brengt de Korintiërs in herinnering dat hij hetzelfde evangelie doorgeeft dat hij zelf heeft ontvangen.
In het verwelkomen en het verkondigen van het Pasen van de verrijzenis ligt het hart van het evangelie en het geheim van het christelijk leven. Filippus en Jakobus zijn grootmoedige leerlingen, die bij de eersten waren die gehoor gaven aan de oproep van Jezus. Filippus was een Galileeër uit Betsaïda, een visser net als Petrus, en hij was het die in zijn enthousiasme Natanaël/Bartholomeüs riep. Hij was het die Jezus de vraag overbracht van de Grieken die Hem in Jeruzalem wilden ontmoeten (Joh 12, 20-22). Het evangelie van Johannes toont ons hem vooral als een man met een zending, die vragen stelt en ondervraagd wordt door de mensen die Jezus willen ontmoeten. Volgens de traditie verkondigde hij het evangelie in Azië en Frygië, waar hij als martelaar zou sterven. Jakobus - ook wel de 'Mindere' genoemd om hem niet te verwarren met de andere Jakobus, broer van Johannes, zoon van Zebedeüs - sterft als martelaar in Jeruzalem in het jaar 62, als een van de eersten die zijn leven geeft voor het evangelie. "Als Christus niet is opgestaan, dan is onze prediking zonder inhoud en uw geloof leeg". Paulus verwijst naar de ooggetuigen, aan wie de verrezen Jezus verschenen is, en voegt daar ook "meer dan vijfhonderd broeders" aan toe van wie de meesten, zo zegt hij, op dat ogenblik nog in leven zijn. Ook wij, de laatsten in deze lange keten van verrijzenisgetuigen, zijn geroepen om onszelf onder te dompelen in dit getuigenis van geloof en liefde. Wij geloven in de opstanding, niet door onze woorden, maar door ons leven. En het opgestane lichaam van Christus is vandaag de dag in de ledematen van zijn leerlingen, de ledematen die wij ook zijn door zijn liefde in deze wereld te beleven.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.